zaterdag 7 januari 2012

Waar dóen ze het van?

Met een eigen huis in Frankrijk krijg je praatjes. En vragen. ‘Waar dóen ze het van?!’ ‘Wat kóst dat wel niet?’ ‘Erfenisje?’ ‘Staatsloterij?’ ‘Nee joh, die twee gaan vast tot aan de nek in de schulden!’
Terwijl de hele buurt speculeert, beginnen wij een tegenbeweging. Komt ons stulpje in Frankrijk ter sprake dan vertellen we er keurig netjes bij dat ons huis in Nederland een koopje was en dat er daarom nog best een klein hypotheekje bij kon. ‘Wij hebben twee huizen voor de prijs van één.’

En zo is het ook: een gemiddeld nieuwbouwhuis kost hetzelfde als onze twee huizen bij elkaar. Dus nee, we zijn niet rijk. En nee, we hoeven niet de rouwrandjes onder onze nagels vandaan te scheppen om toch íets op brood te kunnen smeren.
Is dat uitgelegd, dan volgt het kruisverhoor:

‘Maar dan moet je er wel altijd naartoe toch?’
Och, altijd, altijd… Dat hoeft niet per se hoor. Als we naar Bali op vakantie willen dan doen we dat. Bovendien: we hebben dit huis juist gekocht om er zo vaak mogelijk te zijn.
‘Ah…’

(Stilte)

‘Goh, is wel een eind rijden zeker?’
Valt best mee. Een uur of acht, negen.
‘Hm…’

(Stilte)

‘Gaat dat wat met de honden in de auto?’
Prima. Die liggen de hele reis te pitten.
‘Tsjong…’

(Stilte)

‘Enne hoe zit dat dan met het onderhoud van het huis. Wie doet dat?’
Wij.
‘Oh…’

(Stilte)

‘Ben je dan niet altijd bezig?’
Neu, niet altijd. We hebben een – voor Franse begrippen – netjes huis. Af en toe wat klusjes. Een likje verf, beetje snoeien. En gras maaien hè. Maar dat vindt manlief juist zo leuk. Hij heeft nu z’n eigen tractor.
‘Jéutje, een eigen tractor. Toe maar… Die dingen zijn niet te betálen. Waar dóen jullie het toch van?!’

Zucht. Terug bij af.